RvdW 2000, 208
Damdoorbraak; aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad; oorzaak; stelplicht benadeelde.
HR 20-10-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA7689 (ondeugdelijke dam)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 oktober 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, R. Herrmann, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C99/010HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA7689
- Roepnaam
ondeugdelijke dam
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA7689, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑10‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA7689, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑10‑2000
- Wetingang
BW art. 1401 (oud); BW art. 6:162; Rv art. 176; Rv art. 177
Essentie
Damdoorbraak; aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad; oorzaak; stelplicht benadeelde.
's Hofs oordeel dat benadeelde aan stelplicht m.b.t. oorzaak schadetoebrengende damdoorbraak heeft voldaan met stelling dat er bij de aanleg van de dam fouten zijn gemaakt, is juist gegeven 's Hofs oordeel dat ook in casu wegens ontbreken aanwijzingen van tegendeel vooralsnog reeds op grond van enkele feit van damdoorbraak het oordeel gerechtvaardigd is dat schade haar oorzaak vindt in ondeugdelijkheid van de dam. Op een onjuiste rechtsopvatting berust het oordeel dat iedere fout van de aannemer aan de opdrachtgever/gemeente behoort te worden toegerekend op de enkele grond dat deze de opdracht tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.