RvdW 2000, 154
Retentierecht en derde met een ‘ouder’ recht; bevoegdheid als bedoeld in art. 3:291 lid 2 BW.
HR 16-06-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA6231 (Derksen/Rabobank)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 juni 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/258HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AA6231
- Roepnaam
Derksen/Rabobank
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht (V)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA6231, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑06‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA6231, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑06‑2000
- Wetingang
BW art. 3:231; BW art. 3:260; BW art. 3:291
Essentie
Retentierecht en derde met een ‘ouder’ recht; bevoegdheid als bedoeld in art. 3:291 lid 2 BW.
Voor het aannemen van de bevoegdheid als bedoeld in art. 3:291 lid 2 (bepalende dat een schuldeiser zijn retentierecht ook kan inroepen tegen een derde met een ouder recht op de zaak indien de vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was m.b.t. de zaak aan te gaan of de schuldeiser geen reden had aan deze bevoegdheid te twijfelen) is ingeval ‘de derde met een ouder recht’ niet is de eigenaar van de zaak, niet voldoende dat de eigenaar aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.