RvdW 2000, 130
Omgangsregeling biologische vader. Art. 1:377f BW: nauwe persoonlijke betrekking. Art. 8 EVRM: ‘family life’.
HR 19-05-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5876
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 mei 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, R. Herrmann, C.H.M. Jansen, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R99/109HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
AA5876
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5876, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑05‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5876, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2000
- Wetingang
BW art. 1:377f; EVRM art. 8
Essentie
Omgangsregeling biologische vader. Art. 1:377f BW: nauwe persoonlijke betrekking. Art. 8 EVRM: ‘family life’.
Het Hof heeft zijn oordeel dat tussen de vader en zijn biologische kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat in de zin van art. 1:377f BW, zodat tevens sprake is van ‘family life’, gebaseerd op feiten en omstandigheden die deels betrekking hebben op de periode vóór de geboorte van het kind en deels op de periode daarna, in onderling verband en samenhang beschouwd. Daarmee heeft het Hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
Samenvatting
Biologische vader verzoekt vaststelling van een omgangsregeling op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.