RvdW 2000, 126
Exoneratiebeding; oud recht; redelijkheid en billijkheid.
HR 12-05-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5783
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 mei 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, C.H.M. Jansen, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C98/287HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
AA5783
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5783, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑05‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5783, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2000
- Wetingang
BW art. 1374 (oud); BW art. 1375 (oud); BW art. 6:233; BW art. 6:248
Essentie
Exoneratiebeding; oud recht; redelijkheid en billijkheid.
Ook naar het te dezen toepasselijke recht van vóór 1 januari 1992 (de gestelde wanprestatie dateert van vóór die datum) diende het hof bij de beantwoording van de vraag of het beroep op het onderhavige exoneratiebeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid alle relevante omstandigheden in aanmerking te nemen. Uit 's hofs motivering blijkt echter niet of en op welke wijze het hof rekening heeft gehouden met de aangevoerde relevante omstandigheden, zodat het hof hetzij blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting hetzij niet aan zijn motiveringsplicht heeft voldaan.
Samenvatting
Tijdens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.