M en R 2000, 65
Asbestslachtoffer; Absolute verjaringstermijn op grond van art. 3:310 lid 2 BW; derogerende werking redelijkheid en billijkheid op grond van art. 6:2 lid 2 BW
HR 28-04-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5635 (mesothelioomslachtoffer,Erven Van Hese/De Schelde)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 april 2000
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, Herrmann, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/363HR
- LJN
AA5635
- Roepnaam
mesothelioomslachtoffer
Erven Van Hese/De Schelde
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5635, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑04‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5635, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑04‑2000
- Wetingang
BW art. 7:658; BW art. 7A:1638x (oud); BW art. 3:310 lid 1; BW art. 3:310 lid 2; BW art. 3:310 lid 3; BW art. 6:2 lid 2; Overgangswet NBW art. 69; Overgangswet NBW art. 68a lid 1; Overgangswet NBW art. 73
Essentie
Asbestslachtoffer; Absolute verjaringstermijn op grond van art. 3:310 lid 2 BW; derogerende werking redelijkheid en billijkheid op grond van art. 6:2 lid 2 BW
Samenvatting
In de periode 16 maart 1959 tot en met 7 juni 1963 is Van Hese als schilder in dienst van De Schelde geweest. Gedurende deze werkzaamheden is hij blootgesteld aan asbest. In 1996 wordt bij Van Hese, drieëndertig jaar na de beëindiging van de werkzaamheden, mesothelioom gediagnostiseerd. Deze ziekte kent slechts één oorzaak, namelijk de blootstelling aan asbest. Voor zijn overlijden op 18 november 1996 stelt Van Hese De Schelde aansprakelijk voor het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.