HR, 14-03-2000, nr. 76-99-V
ECLI:NL:HR:2000:AA5120
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-03-2000
- Zaaknummer
76-99-V
- LJN
AA5120
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA5120, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑03‑2000; (Cassatie)
- Wetingang
art. 1 Besluit proceskosten bestuursrecht
- Vindplaatsen
VR 2001, 2
Uitspraak 14‑03‑2000
Inhoudsindicatie
-
14 maart 2000
Strafkamer
nr. 76-99-V
CJIB 19310340
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie
tegen de beslissing van de
Kantonrechter te Zaandam
van 19 januari 1999
betreffende:
[betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de
Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroep is niet gericht tegen de gegrond verklaring van het bij het kantongerecht ingestelde beroep.
Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Ingevolge art. 13a WAHV is de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling het beroep bij het kantongerecht redelijkerwijs heeft moeten maken.
Daarbij is het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het besluit) van overeenkomstig toepassing verklaard.
In het Besluit en de daarbij behoren de bijlage is voorzien in een forfaitaire vergoeding ter zake van in art. 1 van dat besluit limitatief opgesomde kostenposten, waaronder reis-en verblijfkosten en verletkosten van een partij. In cassatie is art. 13a WAHV van overeenkomstige toepassing.
3.2. Voor een kostenveroordeling als bedoeld in art. 13a WAHV is niet vereist dat een partij uitdrukkelijk om een dergelijke veroordeling verzoekt.
Bij de toepassing van die bepaling dient uitgangspunt te zijn dat in geval van gegrondverklaring van het beroep van de betrokkene, de kantonrechter de officier van justitie veroordeelt in de daarvoor ingevolge het Besluit in aanmerking komende kosten. Indien de kantonrechter in een zodanig geval geen aanleiding vindt tot een dergelijke kostenveroordeling zal hij die beslissing met redenen dienen te omkleden. daarbij verdient opmerking, dat indien, zoals in het onderhavige geval, de betrokkene op de terechtzitting van het kantongerecht is verschenen en deze niet uitdrukkelijk om een kostenveroordeling heeft verzocht, het in de rede ligt dat de kantonrechter, indien hij het beroep gegrond acht, de betrokkene verzoekt opgave te doen van de door hem gemaakte en ingevolge Besluit voor een kostenveroordeling in aanmerking komende kosten.
3.3. De Hoge Raad verstaat de tegen de bestreden beslissing opgeworpen klacht aldus dat de Kantonrechter ten onrechte geen kostenveroordeling heeft uitgesproken, althans heeft nagelaten te motiveren waarom hij daartoe geen aanleiding heeft gezien.
Die klacht is, naar uit het onder 3.2 overwogene volgt, gegrond.
3.4. Nu de stukken van het geding niets inhouden op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat het hiervoor onder 3.2 vooropgestelde uitgangspunt in deze zaak uitzondering lijdt, zal de Hoge Raad doen wat de Kantonrechter had behoren te doen en de Officier van Justitie veroordelen in de kosten die de betrokkene in verband met de behandeling van het beroep bij het Kantongerecht redelijkerwijs heeft moeten maken.
Die kosten moeten als volgt worden begroot:
Verletkosten: fl 50,-
Reiskosten: fl 33,04
---------------------
Totaal: fl 83.04
3.5. Voor een kostenveroordeling ter zake van de behandeling in cassatie zijn geen termen aanwezig, nu niet aannemelijk is geworden dat de betrokkene in die fase kosten heeft gemaakt die zijn genoemd in art. 1 van het Besluit.
3.6. Het vorenoverwogene brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beslissing, voorzover aan zijn oordeel onderworpen;
Veroordeelt de Officier van Justitie in de kosten die de betrokkene in verband met de behandeling van het beroep bij het Kantongerecht heeft moeten maken, tot een bedrag van fl 83,04.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Davids als voorzitter, en de raadsheren Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en Koster, in bijzijn van de waarnemend-griffier Verboon, en uitgesproken op 14 maart 2000.