NJ 2000, 278
Executoriaal beslag op onroerend goed; opheffing beslag; economische eigendom; rechtsverwerking.
HR 18-02-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4874
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 februari 2000
- Magistraten
Roelvink, Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/213HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA4874
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA4874, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA4874, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑02‑2000
- Wetingang
BW art. 3:124; BW art. 3:125; BW art. 6:162; Rv (oud) art. 289
Essentie
Executoriaal beslag op onroerend goed; opheffing beslag; economische eigendom; rechtsverwerking.
Cassatieberoep tegen afwijzing vordering tot opheffing executoriaal beslag verworpen op de gronden vermeld in de conclusie van de A-G: Stilzitten rechtvaardigt geen beroep op rechtsverwerking. De overdracht van de ‘economische eigendom’ brengt geen wijziging in de juridische eigendomsverhoudingen zodat het onroerend goed onverkort geschikt blijft als beslagobject voor de schulden van de juridische eigenaar. De opportuniteit van een bevel in kort geding tot opheffing van het beslag wordt ex nunc vastgesteld.
Samenvatting
In dit geding wordt opheffing van een executoriaal beslag op een onroerende zaak gevorderd. In 1980 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.