NJ 2000, 260
Wet BOPZ. Motiveringsplicht rechter
HR 11-02-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4771
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 februari 2000
- Magistraten
Herrmann, Van der Putt-Lauwers, Fleers
- Zaaknummer
R99/213HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA4771
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA4771, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑02‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA4771, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2000
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Motiveringsplicht rechter.
Bij de beoordeling van de motiveringsklachten moet buiten beschouwing blijven de weergave in het p-v van hetgeen de rechter ter verklaring van zijn beslissing mondeling op de terechtzitting heeft uitgesproken: de Rechtbank had in haar beschikking ervan moeten doen blijken op grond waarvan zij tot het oordeel is gekomen dat bij betrokkene onvoldoende sprake was van ‘voldoende bereidheid’.
Samenvatting
In het kader van een machtiging tot voortgezet verblijf wordt het oordeel van de rechtbank dat betrokkene geen blijk geeft van bereidheid tot opname (op vrijwillige basis) bestreden.
In het proces-verbaal van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.