NJ 2000, 235
Kennelijk onredelijk ontslag en onrechtmatige daad. Verjaring. Royement.
HR 03-12-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3818, m.nt. P.A. Stein (Pratt & Whitney/Franssen)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 december 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, Fleers, Hammerstein
- Zaaknummer
C98/072HR
- Conclusie
A-G Bakels
- Noot
P.A. Stein
- LJN
AA3818
- Roepnaam
Pratt & Whitney/Franssen
- JCDI
JCDI:ADS114791:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA3818, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑12‑1999
- Wetingang
BW art. 6:162; BW art. 7A:1639s (oud); BW art. 7A:1639t (oud); BW art. 7A:1639u (oud); Regl. I ex art. 19 RO art. 42; Rv (oud) art. 419
Essentie
Kennelijk onredelijk ontslag en onrechtmatige daad. Verjaring. Royement.
De enkele omstandigheid dat een gedraging schending van een contractuele norm oplevert, brengt nog niet mee dat deze gedraging niet tevens als onrechtmatige daad jegens de wederpartij kan worden aangemerkt. De in de art. 7A:1639s–u (oud) BW neergelegde regeling, waaronder die betreffende de verjaring, is wel uitputtend wanneer het gaat om de vraag of sprake is van kennelijk onredelijk ontslag, maar zij staat niet eraan in de weg dat daarnaast schadevergoeding uit onrechtmatige daad wordt gevorderd in een geval waarin de aan de werkgever verweten gedraging ook los van de vraag of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.