RvdW 1999, 183
Omgangsrecht; erkend kind; belang kind; family life
HR 26-11-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AA3381
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 november 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, De Savornin Lohman, Kop
- Zaaknummer
R99/026HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker)
- LJN
AA3381
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA3381, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑11‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AA3381, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑1999
- Wetingang
BW art. 1:377a; BW art. 1:377f; EVRM art. 8
Essentie
Omgangsrecht; erkend kind; belang kind; family life.
Art. 1:377a BW bepaalt dat een kind en de niet met het gezag belaste ouder recht hebben op omgang met elkaar. Art. 1:377f BW is niet relevant daar de vader het kind heeft erkend. Door de erkenning is in beginsel sprake van ‘family life’ in de zin van art. 8 EVRM. Niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting geeft 's Hofs oordeel dat de enkele omstandigheid dat (thans) de vader geen contact meer heeft met het kind niet voldoende is te concluderen dat het family life verbroken zou zijn nu niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.