NJ 1999, 781
Borgtocht; dwaling; bewijslast en bewijsaanbod
HR 08-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2982 (Bouman/Rabobank)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 oktober 1999
- Magistraten
Mijnssen, Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/082HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC2982
- Roepnaam
Bouman/Rabobank
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2982, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑10‑1999
- Wetingang
Rv (oud) art. 177; Rv (oud) art. 192; BW art. 6:228
Essentie
Borgtocht; dwaling; bewijslast en bewijsaanbod. Volgens de hoofdregel van art. 177 Rv in verbinding met art. 6:228 lid 1 BW dient degene die zich op dwaling beroept, bij betwisting door de wederpartij, belast te worden met het bewijs van de feiten die dwaling opleveren. Zonder nadere motivering is onbegrijpelijk dat Hof bewijsaanbod heeft gepasseerd.
Samenvatting
Door schuldeiser aangesproken borg beroept zich op dwaling bij het aangaan van de overeenkomst van borgtocht.
De hoofdregel van art. 177 Rv in verbinding met art. 6:228 lid 1 BW brengt met zich mee dat degene die zich op dwaling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.