NJ 1999, 779
Wet BOPZ. Vvordering machtiging tot voortgezet verblijf en vordering tot verlenen voorlopige machtiging. Telefonisch horen getuigen. Motiveringseisen.
HR 01-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2979
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 oktober 1999
- Magistraten
Neleman, De Savornin Lohman, Kop
- Zaaknummer
R99/118HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC2979
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2979, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑10‑1999
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Vordering machtiging tot voortgezet verblijf en vordering tot verlenen voorlopige machtiging. Telefonisch horen getuigen. Motiveringseisen.
Eerst moet worden beslist op een vordering tot het verlenen van een voorlopige machtiging en pas daarna op de vordering tot het verlenen van de machtiging tot voortgezet verblijf ook al is die tweede vordering eerder ingediend. De Rechtbank kon volstaan met het telefonisch horen van de getuigen nu zij heeft voldaan aan vereiste dat zakelijke inhoud van de verstrekte inlichtingen aan de betrokkene moet worden medegedeeld. Rechtbank mocht met summiere motivering m.b.t. ‘gevaar’ volstaan nu uit overgelegde stukken onmiskenbaar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.