NJ 2001, 213
Internationaal privaatrecht. Toepasselijk recht echtscheiding. Bevoegdheid rechter inzake gezagsvoorziening t.a.v. ‘ontvoerd’ kind; gewone verblijfplaats van ‘ontvoerd’ kind; verhouding tussen Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 en Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980. Verschijning in persoon zonder procureur in verzoekschriftprocedure. Rogatoire commissie. Bewijsaanbod.
HR 01-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2978, m.nt. Th.M. de Boer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 oktober 1999
- Magistraten
Mijnssen, Neleman, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
R98/101HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
Th.M. de Boer
- LJN
ZC2978
- JCDI
JCDI:ADS67222:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2978, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑10‑1999
- Wetingang
Essentie
Internationaal privaatrecht. Toepasselijk recht echtscheiding. Bevoegdheid rechter inzake gezagsvoorziening t.a.v. ‘ontvoerd’ kind; gewone verblijfplaats van ‘ontvoerd’ kind; verhouding tussen Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 en Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980. Verschijning in persoon zonder procureur in verzoekschriftprocedure. Rogatoire commissie. Bewijsaanbod.
Hof heeft met juistheid beslist dat op het verzoek tot echtscheiding (Marokkaans echtpaar) Nederlands recht van toepassing is als het recht van het land waarin partijen hun gewone verblijfplaats hebben nu voor de vrouw een werkelijke maatschappelijke band met het land van de gemeenschappelijke nationaliteit ontbreekt en een keuze voor het gemeenschappelijke nationale recht niet in de gedingstukken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.