NJ 1999, 753
Wet BOPZ / contra-expertise / geldigheidsduur machtiging voorgezet verblijf
HR 24-09-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2974
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 september 1999
- Magistraten
Neleman, De Savornin Lohman, Kop
- Zaaknummer
R99/127HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC2974
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2974, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑09‑1999
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Contra-expertise. Geldigheidsduur machtiging voortgezet verblijf.
Rechtbank heeft beschikking onvoldoende gemotiveerd nu zij vordering tot machtiging voortgezet verblijf heeft toegewezen zonder aandacht te besteden aan subsidiair verzoek tot contra-expertise. Rechtbank was niet verplicht tot motivering waarom zij geen termen aanwezig achtte om bij bepaling geldigheidsduur door haar verleende machtiging rekening te houden met periode waarmee geldigheidsduur vorige machtiging inmiddels was overschreden.
Samenvatting
Een machtiging tot voortgezet verblijf wordt verleend zonder dat de rechtbank ingaat op het (subsidiaire) verzoek om contra-expertise noch op het (meer subsidiaire) verzoek om de vordering toe te wijzen voor een kortere ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.