NJ 1999, 737
Arbeidsovereenkomst; geen arbeid, geen loon / nietigheid beding met ongeoorloofde voorwaarde
HR 24-09-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZE0527, m.nt. P.A. Stein (Welgelegen/Bonden)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 september 1999
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Herrmann, Jansen
- Zaaknummer
C98/044HR
- Conclusie
A-G Spier
- Noot
P.A. Stein
- LJN
ZE0527
- Roepnaam
Welgelegen/Bonden
- JCDI
JCDI:ADS63822:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZE0527, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑09‑1999
- Wetingang
ESH art. 6; ESH art. 31; BW art. 3:40; BW art. 7:627; BW art. 7A:1638b (oud)
Essentie
Arbeidsovereenkomst; geen arbeid, geen loon. Nietigheid beding met ongeoorloofde voorwaarde.
Falende rechtsklacht tegen oordeel Rechtbank dat onverbindend is beding in arbeidsovereenkomst dat recht op winstuitkering (als onderdeel loon) afhankelijk is van niet staken in jaar waarop uitkering betrekking heeft: art. 7A:1638b (oud) BW (= art. 7:627 BW) sluit de verschuldigdheid van loon slechts uit voor de tijd gedurende welke de bedongen arbeid niet is verricht. Voor de beantwoording van vraag of beding waaraan een ongeoorloofde voorwaarde is verbonden geldig dan wel nietig is, moet dat beding met inachtneming van art. 3:40 BW in zijn geheel worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.