NJ 1999, 795
Alimentatie en kinderalimentatie / uiterste dag waarop rechter alimentatie met terugwerkende kracht kan laten ingaan / aan middel te stellen eisen
HR 10-09-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2961
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 september 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
R98/107HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
ZC2961
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2961, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑09‑1999
- Wetingang
Rv (oud) art. 426a lid 2; Rv (oud) art. 826; BW art. 1:157; BW art. 1:402 lid 1
Essentie
Alimentatie en kinderalimentatie. Uiterste dag waarop rechter alimentatie met terugwerkende kracht kan laten ingaan. Aan middel te stellen eisen.
Niet juist is de opvatting dat de definitieve alimentatie aan de gewezen echtgenoot niet kan ingaan voordat op de voet van art. 826 Rv de voorlopige voorziening is geëindigd; de vrijheid van de rechter tot vaststelling van de ingangsdatum van de alimentatie is slechts in zoverre beperkt dat de rechter deze niet kan doen ingaan vóór de datum van inschrijving van de echtscheiding. Geen rechtsregel verzet zich ertegen de door de vader te betalen kinderalimentatie te laten ingaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.