NJ 1999, 602
CSM / VvE / toepassing eerste noch tweede lid 6:248 uitgesloten doordat opzeggende partij bij duurovereenkomst die niet in opzegging voorziet op grond van dezelfde omstandigheden ook had kunnen kiezen voor vordering tot wijziging overeenkomst op voet van 6:258 BW
HR 25-06-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AD3069 (VvE/CSM)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 juni 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
C98/051HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
AD3069
- Roepnaam
VvE/CSM
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AD3069, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑06‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AD3069, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑06‑1999
- Wetingang
BW art. 6:248; BW art. 6:258
Essentie
Verhouding tussen art. 6:248 en 6:258 BW. Toepassing van het eerste noch van het tweede lid van art. 6:248 is uitgesloten doordat de opzeggende partij bij een duurovereenkomst die niet in opzegging voorziet op grond van dezelfde omstandigheden ook had kunnen kiezen voor een vordering tot wijziging van de overeenkomst op de voet van art. 6:258 BW.
Samenvatting
Vereniging voor de Effectenhandel (VvE) zegt noteringsovereenkomst met vennootschap op omdat deze zich niet wil aanpassen aan het nieuwe beleid van de VvE om niet-royeerbare certificaten niet meer toe te laten tot de beursnotering. Vennootschap betwist geldigheid van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.