NJ 1999, 646
Voeging van geding na verwijzing en nieuw geding; geen ne bis in idem
HR 18-06-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2932
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 juni 1999
- Magistraten
Mijnssen, Korthals Altes, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/031HR
C98/032HR
- Conclusie
A-G Bakels
- LJN
ZC2932
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2932, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑06‑1999
- Wetingang
Rv (oud) art. 134; Rv (oud) art. 159; Rv (oud) art. 424
Essentie
Voeging van geding na verwijzing en nieuw geding; geen ne bis in idem.
Verzoek tot voeging ten onrechte afgewezen: de incidentele conclusie tot voeging genomen in geding na verwijzing kan niet in andere zin worden begrepen dan dat de door verzoeker in het nieuwe geding ingestelde vordering als de primaire vordering moet worden aangemerkt en dat de primaire vordering in het verwijzingsgeding in het vervolg als subsidiair ten opzichte van de vordering in het nieuwe geding moet worden beschouwd en dat dit grond oplevert om voeging van beide zaken te vorderen.
Samenvatting
In het onderhavige geding gaat het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.