JOW 2000, 24
wederrechtelijk verkregen voordeel; verweren
HR 08-06-1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZD1501
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 juni 1999
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Corstens
- Zaaknummer
110296P
- LJN
ZD1501
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1501, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑06‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:ZD1501, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑06‑1999
- Wetingang
Sr art. 36e
Essentie
wederrechtelijk verkregen voordeel; verweren
Samenvatting
Bij de beoordeling van het verweermiddel is de rechter, die over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk genoten voordeel moet oordelen, gebonden aan het oordeel van de rechter in de hoofdzaak. De rechter die de ontnemingsvordering beoordeelt komt een zelfstandig oordeel toe met betrekking tot alle verweren die betrekking hebben op de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat. Conclusie: de verweren dienen rechtstreeks betrekking te hebben op de ontnemingsvordering, ook als zij voor het eerst in de ontnemingszaak worden gevoerd.
Uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.