NJ 1999, 733
HR, 21-05-1999, nr. 16739, nr. C97/218HR: B/W
HR 21-05-1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZC2903, m.nt. J. Hijma (B/W,Verduisterende hulppersoon)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 mei 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohmann, Langemeijer
- Zaaknummer
16739
C97/218HR
- Noot
J. Hijma
- LJN
ZC2903
- Roepnaam
B/W
Verduisterende hulppersoon
- JCDI
JCDI:ADS48755:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2903, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑05‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:ZC2903, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑05‑1999
- Wetingang
BW art. 6:2; BW art. 6:76; BW art. 6:101
Essentie
Aansprakelijkheid voor hulppersonen; redelijkheid en billijkheid; eigen schuld.
De omstandigheden dat de crediteur de werkzaamheden slechts door de hulppersoon uitgevoerd wilde zien en dat de crediteur en de hulppersoon om hen moverende redenen niet rechtstreeks wilden contracteren kunnen grond opleveren voor de slotsom dat de regel van art. 6:76, inhoudende dat de debiteur voor handelingen van de door hem ingeschakelde hulppersoon aansprakelijk is, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ten onrechte niet ingegaan op stelling die niet anders kan worden verstaan dan als een beroep op eigen schuld.
Samenvatting
De in art. 6:76 BW ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.