NJ 2000, 288
‘Eigen beursje’; procedure.
HR 23-04-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2898
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 april 1999
- Magistraten
Martens, Korthals Altes, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/035
- Conclusie
A-G Bakels
- LJN
ZC2898
- JCDI
JCDI:ADS63826:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2898, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑04‑1999
- Wetingang
EVRM art. 6; Rv (oud) art. 12a; Rv (oud) art. 58
Essentie
‘Eigen beursje’; procedure.
De advocaat/procureur die persoonlijk in de kosten is verwezen moet, gezien art. 6 EVRM, bij het instellen van hoger beroep of cassatie ook zijn eigen cliënt in beroep betrekken.
Samenvatting
Advocaat wordt in de proceskosten veroordeeld (‘eigen beursje’) omdat hij te laat hoger beroep heeft ingesteld. Advocaat gaat hiervan in cassatie maar betrekt in dit geding zijn cliënt niet. Vraag rijst dan of dit tot niet-ontvankelijkheid moet leiden.
Ingevolge HR 17 maart 1989, NJ 1989, 768, kan degene die met toepassing van art. 58 Rv persoonlijk in de kosten is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.