NJ 2000, 30
Stil pandrecht op vordering; inning door beslaglegger; voorrang pandhouder bij verdeling opbrengst; rangregeling door rechter-commissaris.
HR 23-04-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2896, m.nt. H.J. Snijders (NCB-arrest)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 april 1999
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Heemskerk, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
9115
R97/180
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
ZC2896
- Roepnaam
NCB-arrest
- JCDI
JCDI:ADS114442:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2896, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑04‑1999
- Wetingang
BW art. 3:239; Rv (oud) art. 476a; Rv (oud) art. 480; Rv (oud) art. 481
Essentie
Stil pandrecht op vordering; inning door beslaglegger; voorrang pandhouder bij verdeling opbrengst; rangregeling door rechter-commissaris.
Rechtspositie stil pandhouder die vóór executie door beslaglegger mededeling van pandrecht doet aan schuldenaar verpande vordering, onder wie door andere schuldeiser derdenbeslag is gelegd. Door de inning door de beslaglegger gaat de vordering teniet en vervalt het daarop rustende pandrecht evenals het daarop gelegde beslag. Desondanks behoudt de pandhouder zijn voorrang bij de verdeling van de opbrengst. De pandhouder is bevoegd als meest gerede partij de benoeming van een rechter-commissaris te verzoeken te wiens overstaan de verdeling zal plaatsvinden; daarbij geldt niet de eis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.