NJ 1999, 548
Arbeidsovereenkomst / beëindiging met wederzijds goedvinden en toezegging voltooiing lopend project / 7:661 lid 1 BW
HR 16-04-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2886, m.nt. P.A. Stein (Habing/PRC)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 april 1999
- Magistraten
Mijnssen, Korthals Altes, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, Fleers
- Zaaknummer
16804
C97/283HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
P.A. Stein
- LJN
ZC2886
- Roepnaam
Habing/PRC
- JCDI
JCDI:ADS113843:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2886, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑04‑1999
- Wetingang
BW art. 7A:1639o (oud); BW art. 7A:1639r (oud); BW art. 6:74; BW art. 7:661
Essentie
Arbeidsovereenkomst. Beëindiging met wederzijds goedvinden en toezegging voltooiing lopend project. Art. 7:661 lid 1 BW.
Bewilliging in ontslag levert wel beletsel op voor vordering tot nakoming van toezegging lopend project te voltooien, maar vormt geen beletsel voor vordering tot schadevergoeding bij toerekenbaar tekortschieten in nakoming. Art. 7:661 lid 1 BW, dat bepaalt dat werknemer jegens werkgever slechts aansprakelijk is in geval van ernstige fouten, opzet, of bewuste roekeloosheid, geldt alleen in geval werknemer werkgever schade toebrengt bij uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden.
Samenvatting
Tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd per 15 oktober 1994. Werkgever ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.