NJ 1999, 243
Wraking; hogere voorziening?
HR 22-01-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2824
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 januari 1999
- Magistraten
Mijnssen, Korthals Altes, Herrmann, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
R98/091
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
ZC2824
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Procesorde
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2824, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑01‑1999
- Wetingang
AWB art. 8:18; BW art. 1:254; BW art. 1:255; BW art. 1:256; BW art. 1:257; BW art. 1:258; BW art. 1:259; BW art. 1:260; BW art. 1:261; BW art. 1:262; BW art. 1:263; BW art. 1:264; BW art. 1:265; EVRM art. 6; Rv (oud) art. 32
Essentie
Wraking; hogere voorziening?
Tegen een beslissing in een incident tot wraking is generlei hogere voorziening toegelaten: zulks is slechts anders indien de rechter de regeling m.b.t. de wraking ten onrechte niet heeft toegepast, of buiten het toepassingsgebied ervan is getreden dan wel zodanige essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken.
Samenvatting
In het onderhavige geding hebben de moeder en de Stichting Jeugdzorg verzoeken ingediend — kort gezegd — tot opheffing van de ondertoezichtstelling, subsidiair tot vervanging van de gezinsvoogdij-instelling door een andere en intrekking van de machtiging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.