JOW 1999, 6
wederrechtelijk verkregen voordeel; vervangende hechtenis; draagkracht; draagkrachtbeginsel
HR 10-11-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1390
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 november 1998
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Aaftink
- Zaaknummer
108022P
- LJN
ZD1390
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Onbekend (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD1390, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑1998
- Wetingang
Essentie
wederrechtelijk verkregen voordeel; vervangende hechtenis; draagkracht; draagkrachtbeginsel
Samenvatting
Het gerechtshof is, met betrekking tot de ontnemingsmaatregel, van mening dat door de uitspraak van de rechter een civiele vordering van de Staat ontstaat op de veroordeelde en dat eerst in de executiefase met het eventueel ontbreken van draagkracht rekening moet worden gehouden in die zin dat de vervangende hechtenis niet mag worden toegepast indien en zolang de veroordeelde geen draagkracht heeft. Deze zienswijze berust volgens de Hoge Raad op een onjuiste rechtsopvatting omdat noch uit art. 36e (oud) Sr, noch uit enige andere wettelijke bepaling voortvloeit dat de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.