RvdW 1998, 190
Sexueel misbruik; aanvang vijfjarige verjaringstermijn vordering schadevergoeding; psychische overmacht; redelijkheid en billijkheid.
HR 23-10-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2748 (M./B.)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 oktober 1998
- Magistraten
Mijnssen, Korthals Altes, Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
16567
C97/037
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
ZC2748
- Roepnaam
M./B.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2748, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑1998
- Wetingang
BW art. 3:310
Essentie
Sexueel misbruik; aanvang vijfjarige verjaringstermijn vordering schadevergoeding; psychische overmacht; redelijkheid en billijkheid.
Wanneer niet geldend kunnen maken van vordering voortvloeit uit omstandigheden die aan debiteur moeten worden toegerekend, moet worden aangenomen dat de vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW pas een aanvang neemt waneer die omstandigheden het kunnen geldend maken van de vordering niet langer verhinderen.
Samenvatting
In deze zaak vordert het slachtoffer van sexueel misbruik door haar zwager, tevens werkgever, schadevergoeding van deze dader. De zwager is strafrechtelijk veroordeeld; bewezen is verklaard dat hij in de periode van 1 januari 1980 tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.