RvdW 1998, 136
Huurovereenkomst; bestemming. Passeren bewijsaanbod.
HR 26-06-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2683 (Van der Heide/ALOG)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 juni 1998
- Magistraten
Snijders, Korthals Altes, Neleman, Heemskerk, Jansen
- Zaaknummer
16592
C97/071
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
ZC2683
- Roepnaam
Van der Heide/ALOG
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2683, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑06‑1998
- Wetingang
BW art. 7A:1596; Rv art. 192
Essentie
Huurovereenkomst; bestemming. Passeren bewijsaanbod.
Voor een bestemming die in de zin van art. 7A:1596 aanhef en onder 1 voorondersteld behoort te worden is beslissend of uit de omstandigheden ten tijde sluiten overeenkomst moet worden afgeleid dat huurder niet slechts gerechtigd doch ook verplicht is gehuurde voor bepaald doel te gebruiken. Bewijsaanbod terecht niet ter zake dienend geacht.
Samenvatting
De huurovereenkomst met betrekking tot een bedrijfspand kent geen expliciete bestemmingsbepaling. Met medeweten van de verhuurder is het — ooit als garage gebruikte — pand reeds lange tijd onderverhuurd als supermarkt. Huurder heeft onderverhuurovereenkomst beëindigd en bedrijfsruimte aan een ander ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.