NJ 1999, 99
Onrechtmatige daad Staat; schadevergoeding wegens toepassing strafvorderlijke dwangmiddelen; grondslag vordering
HR 12-06-1998, ECLI:NL:PHR:1998:ZC2668, m.nt. A.R. Bloembergen (drooghoudend vermogen van luiers)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 juni 1998
- Magistraten
Martens, Neleman, Herrmann, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16585
C97/064
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
A.R. Bloembergen
- LJN
ZC2668
- Roepnaam
drooghoudend vermogen van luiers
- JCDI
JCDI:ADS63312:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2668, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑06‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:ZC2668, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑1998
- Wetingang
Essentie
Onrechtmatige daad Staat; schadevergoeding wegens toepassing strafvorderlijke dwangmiddelen; grondslag vordering.
Degene van wiens onschuld niet uit het strafrechtelijk onderzoek blijkt is voor het verkrijgen van schadevergoeding ter zake van het gebruik van strafvorderlijke dwangmiddelen aangewezen op de art. 89–93, 591, en 591a Sv. Een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad tegen de Staat voor de burgerlijke rechter zal hij moeten gronden op andere feiten dan het enkele gebruik van een dwangmiddel op grond van een verdenking die achteraf ongefundeerd is gebleken. Dergelijke andere feiten kunnen zijn gelegen in een gebruik van het dwangmiddel in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.