NJ 1998, 741
Voortgezet verblijf ‘tbs-passanten’ in huis van bewaring; onrechtmatige daad; schadevergoeding
HR 05-06-1998, ECLI:NL:PHR:1998:ZC2663, m.nt. A.R. Bloembergen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 juni 1998
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Herrmann, Jansen, De Savornin Lohman, Langemeijer
- Zaaknummer
16671
C97/150
- Noot
A.R. Bloembergen
- LJN
ZC2663
- JCDI
JCDI:ADS63311:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2663, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑06‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:ZC2663, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑06‑1998
- Wetingang
BW art. 6:162; BG art. 9; Beginselenwet Verpleging TBS-gestelden art. 12
Essentie
Voortgezet verblijf ‘tbs-passanten’ in huis van bewaring; onrechtmatige daad; schadevergoeding.
Voortgezet verblijf in huis van bewaring in afwachting van plaatsing in tbs-inrichting moet onrechtmatig worden geacht indien in redelijkheid niet meer kan worden geoordeeld dat het uitblijven van plaatsing in tbs-inrichting nog door de omstandigheden wordt gewettigd. In de periode tot de inwerkingtreding — op 11 juli 1997 — van art. 12 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden is een voortgezet verblijf van langer dan zes maanden onrechtmatig. In door Staat te stellen en te bewijzen bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld een incidentele en omvangrijke frictie tussen beschikbare en benodigde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.