RvdW 1998, 111
Aanvulling van rechtsgronden.
HR 15-05-1998, ECLI:NL:PHR:1998:ZC2655 (Van Rooij/erven Van der Sluijs)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 mei 1998
- Magistraten
Martens, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16590
C97/069
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
ZC2655
- Roepnaam
Van Rooij/erven Van der Sluijs
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2655, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑05‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:ZC2655, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑1998
- Wetingang
Rv art. 48
Essentie
Aanvulling van rechtsgronden.
Het enkele feit dat een eisende partij de aan haar vordering ten grondslag gelegde rechtsverhouding onjuist heeft gekwalificeerd, ontslaat de rechter niet van zijn uit art. 48 Rv voortvloeiende verplichting om ambtshalve te onderzoeken of de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten die vordering kunnen dragen.
Samenvatting
Het cassatiemiddel beklaagt zich erover dat het hof ervan is uitgegaan dat tussen partijen een huurovereenkomst bestond terwijl eiser in eerste aanleg betoogde dat sprake was van een bruikleenovereenkomst.
De opvatting dat, indien de rechter tot de slotsom komt dat de werkelijk tussen partijen bestaande ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.