JOW 1998, 56
vernietiging; kracht van gewijsde
HR 14-04-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1016
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 april 1998
- Magistraten
Hermans, Bleichrodt, Corstens, Aaftink, Orie
- Zaaknummer
106887P
- LJN
ZD1016
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Onbekend (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD1016, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑04‑1998
- Wetingang
Sr art. 36e lid 4; Sv art. 557 lid 4; Sv art. 511i
Essentie
vernietiging; kracht van gewijsde
Samenvatting
De omstandigheid dat een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een uitspraak mede is opgelegd ter zake van een strafbaar feit waarvan de uitspraak in de onderliggende strafzaak later is vernietigd, is geen grond om die ontnemingsuitspraak eveneens te vernietigen.
Ingevolge art. 557, lid 4 Sv. kan de uitspraak in de ontnemingszaak immers eerst ten uitvoer worden gelegd nadat en voorzover de veroordeling in de onderliggende strafzaak in kracht van gewijsde is gegaan, terwijl ingevolge art. 511i Sv. die ontnemingsuitspraak van rechtswege ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.