NJ 1998, 554
Klachtprocedure ex 14a Wet RO / bevoegdheid rechter tot doen van aangifte van strafbare feiten; openheid in gedingvoering
HR 30-03-1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2861, m.nt. W.D.H. Asser
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 maart 1998
- Magistraten
Martens, Haak, Roelvink
- Zaaknummer
13
- Conclusie
P-G Ten Kate
- Noot
W.D.H. Asser
- LJN
AD2861
- JCDI
JCDI:ADS62772:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AD2861, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑03‑1998
- Wetingang
Essentie
Klachtprocedure ex art. 14a Wet RO. Bevoegdheid rechter tot doen van aangifte van strafbare feiten; openheid in gedingvoering.
Vordering procureur-generaal Hoge Raad ex art. 14a Wet RO. Het staat een rechter niet vrij — onverplicht — aangifte te doen van strafbare feiten die hem in het kader van een civiele procedure ter openbare terechtzitting door een partij zijn medegedeeld ter ondersteuning van of toelichting op haar standpunt.
Samenvatting
Bij mondelinge behandeling in het kader van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex art. 7A:1639w (oud) BW is ter sprake gekomen dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.