BR 1999, p. 809
HR, 06-02-1998, nr. 16479, nr. C96/297HR: Retentierecht op een onroerende zaak
HR 06-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2571 (Retentierecht op een onroerende zaak,Winters/Kantoor van de Toekomst)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 februari 1998
- Magistraten
Roelvink, Mijnssen, Korthals Altes, Heemskerk, Jansen
- Zaaknummer
16479
C96/297HR
- LJN
ZC2571
- Roepnaam
Retentierecht op een onroerende zaak
Winters/Kantoor van de Toekomst
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2571, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑02‑1998
Essentie
Werking van het retentierecht tegen derden. Artikel 3:291 BW. Aannemer bouwt kantorencomplex voor opdrachtgever en beroept zich jegens laatstgenoemden op retentierecht. Ook ontzegt aannemer aan een huurder van opdrachtgever de toegang tot het gebouw. Tenietgaan retentierecht indien aannemer huurder had toegelaten tot het gebouw? Te respecteren belang van de retentor om ingebruikneming door toekomstige gebruikers te beletten, zelfs wanneer zij daardoor nadeel ondervinden. Onrechtmatige daad? Inroepbaarheid van het retentierecht tegen de huurder van opdrachtgever? Artikel 6:53 in verband met artikel 3:291 BW:
Zie ook de elders in deze aflevering gepubliceerde bijdrage van J.E. Fesevur en de andere in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.