NJ 1999, 399
Echtscheidingsprocedure tussen Nederlandse man en Italiaanse vrouw / heeft vrouw bij mondelinge behandeling recht op kosteloze bijstand tolk? / 6 lid 1 EVRM; in begrip ‘fair hearing’ besloten eisen / pensioenverweer ex 1:153 BW faalt indien vrouw bij vooroverlijden man reeds voldoende verzorgd zal zijn / betoog dat uitgaat van bepaalde uitleg van vreemd recht, dat in feitelijke instanties niet is gevoerd / reactie op verweerschrift in cassatie terzijde gelegd
HR 19-12-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2534, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 december 1997
- Magistraten
Martens, Neleman, Heemskerk, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
8974
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
ZC2534
- JCDI
JCDI:ADS114494:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2534, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑12‑1997
- Wetingang
EVRM art. 6; BW art. 1:153; Rv (oud) art. 426b
Essentie
Echtscheidingsprocedure tussen Nederlandse man en Italiaanse vrouw. Heeft de vrouw bij mondelinge behandeling van echtscheidingsprocedure recht op kosteloze bijstand van een tolk? Art. 6 lid 1 EVRM; de in het begrip ‘fair hearing’ besloten eisen. Pensioenverweer op grond van art. 1:153 BW faalt indien vrouw ingeval van vooroverlijden man reeds voldoende verzorgd zal zijn. Betoog dat uitgaat van een bepaalde uitleg van vreemd recht, dat in de feitelijke instanties niet is gevoerd. Reactie op verweerschrift in cassatie wordt terzijde gelegd nu geen exceptie tegen beroep vrouw is aangevoerd en voor nader debat toestemming is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.