NJ 1998, 224
Dispuut over vraag of onderaannemer jegens hoofdaannemer moest instaan voor brandveiligheid panelen/in cassatie veronderstellenderwijs uitgegaan van juistheid door hof niet verworpen stellingen/rechter vrij alle behoorlijk te zijner kennis gebrachte en ten processe gebleken feiten en omstandigheden in zijn beoordeling te betrekken
HR 12-12-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2525
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 december 1997
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk
- Zaaknummer
16467
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC2525
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2525, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑12‑1997
- Wetingang
BW art. 6:74; Rv (oud) art. 48
Essentie
Dispuut over vraag of onderaannemer jegens hoofdaannemer moest instaan voor brandveiligheid van panelen. In cassatie moet veronderstellenderwijs worden uitgegaan van de juistheid van door het hof niet verworpen stellingen. Het staat de rechter vrij binnen de grenzen van de rechtsstrijd alle behoorlijk te zijner kennis gebrachte en ten processe gebleken feiten en omstandigheden in zijn beoordeling te betrekken.
Samenvatting
Het geschil van partijen heeft, voor zover in cassatie van belang, uitsluitend betrekking op de vraag of de onderaannemer jegens de hoofdaannemer moest instaan voor de brandveiligheid van de door haar te leveren en te monteren panelen.
Nu ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.