NJ 1998, 438
Internationaal privaatrecht / toepasselijk recht op erkenning natuurlijk kind / belang kind
HR 07-11-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2487, m.nt. Th.M. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 november 1997
- Magistraten
Roelvink, Mijnssen, Neleman, Herrmann, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
8934
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
Th.M. de Boer
- LJN
ZC2487
- JCDI
JCDI:ADS143104:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Internationaal privaatrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2487, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑11‑1997
- Wetingang
BW art. 1:214; Wet ABart. 6
Essentie
Internationaal privaatrecht. Toepasselijk recht op de erkenning van een natuurlijk kind. Belang van het kind.
Samenvatting
Naar de huidige stand van het Nederlandse internationaal privaatrecht moet de uit art. 6 Wet AB afgeleide regel dat de bevoegdheid tot erkenning alsook de voor erkenning geldende voorwaarden dienen te worden beoordeeld naar het nationale recht van degeen die de erkenning verricht, in ieder geval uitzondering lijden indien dat recht het instituut van de erkenning niet kent en het kind met de moeder woont in een land dat dit instituut wel kent en waarvan het kind en de moeder de nationaliteit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.