NJ 1999, 395
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding maakt geen inbreuk op 1 Eerste Protocol EVRM / toepasselijkheid vanaf inwerkingtreding op gevallen van ‘koude uitsluiting’; toepassing i.c. niet in strijd met redelijkheid en billijkheid / betekenis door rechter uitgesproken bepaling dat partijen zullen overgaan tot pensioenverevening
HR 24-10-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2473, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 oktober 1997
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Neleman, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
8959
- Conclusie
A-G Hartkamp
- Noot
J. de Boer
- LJN
ZC2473
- JCDI
JCDI:ADS63683:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2473, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑10‑1997
- Wetingang
BW art. 1:155; Rv (oud) art. 827; WVP art. 11; EVRM 1e Protocol art. 1
Essentie
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding maakt geen inbreuk op art. 1 Eerste Protocol EVRM. Toepasselijkheid van deze wet — vanaf haar inwerkingtreding — op uit verleden stammende gevallen van ‘koude uitsluiting’; toepassing in casu niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Betekenis van de door rechter uitgesproken bepaling dat partijen zullen overgaan tot pensioenverevening.
Samenvatting
Partijen zijn in 1972 gehuwd. Bij akte zijn zij huwelijkse voorwaarden overeengekomen, waarin elke gemeenschap van goederen werd uitgesloten. De man ontvangt thans ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.