NJ 1998, 67
Antilliaanse zaak / kan degene die bij arbitraal vonnis is veroordeeld tot terugbetaling (geld)lening, in exequaturprocedure aanvoeren dat tenuitvoerlegging in strijd is met openbare orde Nederlandse Antillen omdat door 10 Landsverordening Deviezenverkeer voor geldleen vereiste vergunning Bank Nederlandse Antillen ontbreekt? / door art. Ⅷ IMF-Verdrag voorziene bescherming
HR 24-10-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2472
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 oktober 1997
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
8895
- Conclusie
A-G Asser
- LJN
ZC2472
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2472, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑10‑1997
- Wetingang
Overeenkomst van Bretton Woods betreffende IMF 1944 art. VIII; Landsverord. deviezenverkeer Ned. Antillen art. 10; Landsverord. deviezenverkeer Ned. Antillen art. 23; Verdrag erkenning en tenuitvoerlegging buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken art. V
Essentie
Antilliaanse zaak. Kan degene die bij arbitraal vonnis is veroordeeld tot terugbetaling van een (geld)lening, in de exequaturprocedure aanvoeren dat de tenuitvoerlegging in strijd is met de openbare orde van de Nederlandse Antillen omdat de door art. 10 Landsverordening Deviezenverkeer voor de geldleen vereiste vergunning van de Bank van de Nederlandse Antillen ontbreekt? De door art. Ⅷ IMF-Verdrag voorziene bescherming.
Samenvatting
Eiseres tot cassatie stelde in de onderhavige procedure dat tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis — gewezen naar aanleiding van een geschil over een overeenkomst van geldlening — zou moeten worden geweigerd ingevolge het Verdrag van New York van 1958 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.