NJ 1998, 83
Ontslag op staande voet op grond van werkweigering; werknemer beroept zich op arbeidsongeschiktheid/bewijslast werkgever
HR 03-10-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2448
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 oktober 1997
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Heemskerk, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16388
- Conclusie
A-G Vranken
- LJN
ZC2448
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2448, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑10‑1997
- Wetingang
BW art. 7:678; BW art. 7A:1639p (oud); Rv (oud) art. 177
Essentie
Ontslag op staande voet op grond van werkweigering; werknemer beroept zich op arbeidsongeschiktheid. Bewijslast werkgever.
Samenvatting
Indien de werkgever ongeoorloofde werkweigering als dringende reden voor ontslag op staande voet aanvoert en de werknemer zich daartegen verweert met een beroep op arbeidsongeschiktheid, moet de werkgever in beginsel bewijzen dat de werknemer arbeidsgeschikt was (vgl. o.m. HR 13 juni 1986, NJ 1986, 764). Dit is niet anders indien de werkgever ten tijde van de werkweigering in redelijkheid heeft mogen aannemen dat de werknemer niet arbeidsongeschikt was (vgl. o.m. HR 20 sept. 1991, NJ 1991, 768). 1