NJ 1997, 664
Faillissement aangevraagd door schuldeiser; ook van vorderingsrecht van deze schuldeiser moet summierlijk zijn gebleken
HR 22-08-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2413
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 augustus 1997
- Magistraten
Roelvink, Jansen, Aaftink
- Zaaknummer
9048
- Conclusie
A-G Mok
- LJN
ZC2413
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2413, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑08‑1997
- Wetingang
Fw art. 6
Essentie
Faillissement aangevraagd door schuldeiser; ook van vorderingsrecht van deze schuldeiser moet summierlijk zijn gebleken.
Samenvatting
Het hof had niet in het midden mogen laten of de verzoekende schuldeiser ten tijde van de faillietverklaring al dan niet een vordering had. Voor een geval als het onderhavige waarin het faillissement door een schuldeiser wordt aangevraagd, bepaalt art. 6 lid 3 Fw uitdrukkelijk als voorwaarde voor het uitspreken van de faillietverklaring dat, behalve van de toestand dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen, ook van het vorderingsrecht van de verzoekende schuldeiser summierlijk moet zijn gebleken.
Partij(en)
S., handelende onder de naam ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.