NJ 1997, 611
Nietig ontslag gevolgd door beëindigingsovereenkomst / belang stelling werkneemster dat nietigheid haar niet bekend was voor wederzijds goedvinden / bereidheid bedongen arbeid te blijven verrichten / stelplicht en bewijslast werkgever
HR 30-05-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2385 (HaaglandenSpek/Evelyn)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 mei 1997
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Heemskerk, Herrmann, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16325
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC2385
- Roepnaam
HaaglandenSpek/Evelyn
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2385, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑05‑1997
- Wetingang
BW art. 3:44 (oud); BW art. 6:217; BW art. 6:228; BW art. 7A:1638b; BW art. 7A:1638d; BW art. 7A:1639o; BW art. 7:627; BW art. 7:628; BW art. 7:677; BBA art. 6
Essentie
Nietig ontslag gevolgd door beëindigingsovereenkomst. Belang stelling werkneemster dat nietigheid haar niet bekend was voor wederzijds goedvinden. Bereidheid bedongen arbeid te blijven verrichten. Stelplicht en bewijslast werkgever.
Samenvatting
De werkneemster heeft gesteld dat zij door onjuiste datering van de opzeggingsbrief pas later kennis heeft gekregen van de nietigheid van de opzegging; toen zij over het einde van de overeenkomst een regeling trof, zou zij ervan uit zijn gegaan dat de overeenkomst door de opzegging zou eindigen. Nu deze stellingen kunnen meebrengen dat niet gezegd kan worden dat de werkneemster ondanks de nietigheid van het haar verleende ontslag duidelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.