NJ 1997, 378
Wet BOPZ / hoorplicht rechter / ontbreken bereidheid betrokkene zich te laten horen / oproeping betrokkene
HR 14-02-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2283, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 februari 1997
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Heemskerk, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
8924
- Conclusie
A-G Asser
- Noot
J. de Boer
- LJN
ZC2283
- JCDI
JCDI:ADS143051:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2283, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑02‑1997
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Hoorplicht rechter. Ontbreken bereidheid van betrokkene zich te laten horen. Oproeping van betrokkene.
Samenvatting
Bij het bepaalde in art. 8 lid 1 Wet BOPZ gaat het om meer dan alleen het fundamentele beginsel van een behoorlijke rechtspleging dat iedere partij de gelegenheid moet krijgen om haar standpunt naar voren te brengen eer de rechter een beslissing neemt. Ook dient immers zoveel mogelijk gewaarborgd te zijn dat iemand niet van zijn vrijheid kan worden beroofd zonder dat hij, zo hij zulks wenst, zelf door de rechter wordt gehoord. Daarom moet de rechter, die van oordeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.