NJ 1997, 343
Wet BOPZ / geneeskundige verklaring ex art. 16 moet berusten op onderzoek van betrokkene
HR 21-06-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2113, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 juni 1996
- Magistraten
Martens, Roelvink, Korthals Altes, Heemskerk, Nieuwenhuis, Asser
- Zaaknummer
8846
- Noot
J. de Boer
- LJN
ZC2113
- JCDI
JCDI:ADS143057:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2113, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑1996
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Geneeskundige verklaring ex art. 16 moet berusten op onderzoek van betrokkene.
Samenvatting
Nu de overeenkomstig art. 16 eerste lid Wet BOPZ overgelegde verklaring van de geneesheer-directeur waarvan de rechtbank blijkens de bestreden beschikking heeft kennis genomen en waarop zij, blijkens haar eerste rechtsoverweging heeft gelet, niet berust op een onderzoek van betrokkene dat de psychiater die haar heeft opgesteld, met het oog op het afgeven van die verklaring zelf heeft verricht, is de machtiging verleend met veronachtzaming van een essentiële waarborgen inhoudend voorschrift van de Wet BOPZ zoals dat tegen de achtergrond van art. 5 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.