NJ 1996, 537
Geldigheid kettingbeding aangaande bedrijfsuitoefening in winkelcomplex / mededinging; branchebescherming / prognose in kort geding; bewijslastverdeling
HR 10-05-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2070 (Coskun e.a./Van Someren)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 mei 1996
- Magistraten
Snijders, Neleman, Heemskerk, Herrmann, Nieuwenhuis, Mok
- Zaaknummer
15989
- LJN
ZC2070
- Roepnaam
Coskun e.a./Van Someren
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Algemeen
Mededingingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2070, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑05‑1996
- Wetingang
BW art. 6:248; BW art. 6:259; Rv (oud) art. 177; Rv (oud) art. 289; WEM art. 19
Essentie
Geldigheid kettingbeding aangaande bedrijfsuitoefening in winkelcomplex. Mededinging; branchebescherming. Prognose in kort geding; bewijslastverdeling.
Samenvatting
Falende rechtsklacht over uitleg kettingbeding. De omstandigheid dat het kettingbeding reeds meer dan tien jaar met betrekking tot de winkelunits functioneert en het betoog dat de redelijkheid en billijkheid in verband met het bepaalde in art. 6:248 en 6:259 lid 1 BW meebrengen dat aan een kettingbeding als het onderhavige in een steeds afnemende mate betekenis moet worden toegekend — onder verwijzing naar de termijn van tien jaar van art. 6:259 lid 1 BW en naar de maximumtermijn van vijf jaar voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.