NJ 1996, 501
Burenrecht / bomen op en bij erfgrens / erfdienstbaarheid door verjaring / aanvang bezit te goeder trouw / aanvulling rechtsgronden / misbruik bevoegdheid
HR 03-05-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2060 (Huizing/Andere Woonvormen,Opschietende bomen)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 mei 1996
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Korthals Altes, Neleman, Herrmann, De Vries Lentsch-Kostense
- Zaaknummer
15867
- LJN
ZC2060
- Roepnaam
Huizing/Andere Woonvormen
Opschietende bomen
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Burenrecht en mandeligheid
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Burgerlijk procesrecht (V)
Goederenrecht / Genotsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2060, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑05‑1996
- Wetingang
BW art. 710 (oud); BW art. 713 (oud); BW art. 725 (oud); BW art. 744 (oud); BW art. 3:13; BW art. 3:118; BW art. 5:42; BW art. 5:72; Rv (oud) art. 48
Essentie
Burenrecht. Bomen op en bij de erfgrens. Erfdienstbaarheid door verjaring. Aanvang bezit te goeder trouw. Aanvulling van rechtsgronden. Misbruik van bevoegdheid.
Samenvatting
Het is de eigenaar van een erf, behoudens toestemming van de eigenaar van het buurerf of een daartoe strekkende erfdienstbaarheid, niet toegestaan bomen op een afstand van minder dan twee meter van de grenslijn te hebben en derhalve ook niet op de grenslijn. Vóór 1 jan. 1992 vloeide zulks voort uit art. 713 BW (oud); voor het huidige recht volgt dit uit art. 5:42 BW. Tenzij mocht blijken van die toestemming of erfdienstbaarheid, heeft de eigenaar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.