NJ 1997, 607
Surséance betaling / gebondenheid huurverkoper aan akkoord / indiening vordering ten aanzien waarvan surséance anders niet zou werken / waarschuwingsplicht voor dit gevolg ex 256 Fw en huidige praktijk / essentieel vormvoorschrift; stelplicht en bewijslast schuldenaar omtrent naleving
HR 16-02-1996, ECLI:NL:PHR:1996:AD2487, m.nt. S.C.J.J. Kortmann (Van der Pluijm/Schreurs)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 februari 1996
- Magistraten
Martens, Roelvink, Mijnssen, Neleman, Swens-Donner
- Zaaknummer
15840
- Conclusie
A-G Vranken
- Noot
S.C.J.J. Kortmann
- LJN
AD2487
- Roepnaam
Van der Pluijm/Schreurs
- JCDI
JCDI:ADS63138:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Insolventierecht / Surseance van betaling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AD2487, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑02‑1996
ECLI:NL:PHR:1996:AD2487, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑02‑1996
- Wetingang
Essentie
Surséance van betaling. Gebondenheid huurverkoper aan akkoord. Indiening vordering ten aanzien waarvan de surséance anders niet zou werken. Waarschuwingsplicht voor dit gevolg ex art. 256 Fw en huidige praktijk. Essentieel vormvoorschrift; stelplicht en bewijslast schuldenaar omtrent naleving.
Samenvatting
De wet verzet zich niet tegen de in de praktijk gegroeide gewoonte dat de bewindvoerder reeds aanstonds na het voorlopig verlenen van de surséance alle bekende crediteuren uitnodigt hun vorderingen bij hem in te dienen. Wel vergroot deze gewoonte het gevaar dat crediteuren van een vordering ten aanzien waarvan de surséance niet werkt hun vordering indienen zonder te beseffen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.