NJ 1996, 406
Vennootschapsrecht / onbehoorlijke taakvervulling bestuur als belangrijke oorzaak faillissement vennootschap / vermoeden van 2:248 lid 2 BW / ‘onbelangrijk verzuim’ / stelplicht en bewijslast
HR 02-02-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1981 (Pfennings/Niederer)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 februari 1996
- Magistraten
Snijders, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis, Swens-Donner
- Zaaknummer
15908
- Conclusie
A‑G Mok
- LJN
ZC1981
- Roepnaam
Pfennings/Niederer
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Corporate governance
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Insolventierecht / Faillissement
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC1981, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑02‑1996
- Wetingang
BW art. 2:248; Rv (oud) art. 177
Essentie
Vennootschapsrecht. Onbehoorlijke taakvervulling bestuur als belangrijke oorzaak faillissement vennootschap. Vermoeden van art. 2:248 lid 2 BW. ‘Onbelangrijk verzuim’. Stelplicht en bewijslast.
Samenvatting
Of een overschrijding van de termijn van art. 2:394 lid 3 BW van beperkte duur als hier aan de orde is (17 dagen), als een onbelangrijk verzuim in de zin van art. 2:248 lid 2 derde volzin BW kan gelden, hangt af van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid, waarbij opmerking verdient dat aan deze omstandigheden hogere eisen moeten worden gesteld naarmate de termijnoverschrijding langer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.