NJ 1996, 377
Voorlopige ondertoezichtstelling; uithuisplaatsing / cassatie; belang
HR 26-01-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1978 (Nederlandse echtscheiding na Franse afwijzing)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 januari 1996
- Magistraten
Royer, Roelvink, Korthals Altes, Nieuwenhuis, Swens-Donner, Asser
- Zaaknummer
8673
- LJN
ZC1978
- Roepnaam
Nederlandse echtscheiding na Franse afwijzing
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC1978, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑01‑1996
- Wetingang
BW art. 1:261; Rv (oud) art. 398
Essentie
Voorlopige ondertoezichtstelling; uithuisplaatsing. Cassatie; belang.
Samenvatting
Nu de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van het kind met onmiddellijke ingang heeft opgeheven, hebben de ouders bij hun cassatieberoep — dat ertoe strekt tegen de uithuisplaatsing op te komen — geen belang meer.
Het betoog van de ouders dat het beroep, hetwelk ten tijde waarop zij het instelden ontvankelijk was omdat de uithuisplaatsing toen nog voortduurde, die ontvankelijkheid niet nadien kan verliezen vindt geen steun in het recht. Dat aan de rechtsbescherming inzake plaatsingsbeschikkingen afbreuk wordt gedaan door het feit dat binnen de (korte) looptijd van zodanige beschikkingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.