Einde inhoudsopgave
RvdW 1996, 32
HR, 12-01-1996, nr. 16102
HR 12-01-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1956
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 januari 1996
- Magistraten
Martens, Roelvink, Mijnssen, Korthals Altes, Swens-Donner
- Zaaknummer
16102
- LJN
ZC1956
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC1956, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑01‑1996
- Wetingang
Essentie
Cautio judicatum solvi en Rechtsvorderingsverdrag 1954.
Samenvatting
Art. 17 lid 1 van het Verdrag strekt ertoe onderdanen van verdragsluitende Staten, die hun domicilie hebben in één van de verdragsluitende Staten, vrij te stellen van de verplichting tot het stellen van zekerheid. Zulks brengt mee dat een restrictieve uitleg van deze bepaling in verband met het in de laatste zinsnede van lid 1 voorkomende woord ‘andere’ in die zin dat de vrijstelling niet zou gelden als de vreemdeling, die onderdaan is van een verdragsluitende Staat als eisende partij optreedt in het land waar hij zijn domicilie heeft (welk geval zich ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.