RvdW 1996, 18
HR, 29-12-1995, nr. 15810
HR 29-12-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1939
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 december 1995
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Nieuwenhuis
- Zaaknummer
15810
- LJN
ZC1939
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1939, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑12‑1995
- Wetingang
BW art. 6:2; BW art. 6:162; BW art. 1401 (oud)
Essentie
Vordering o.g.v. onrechtmatige daad bij opzegging financieringen door Bank; rechtsverwerking.
Samenvatting
Kennelijk heeft het hof geoordeeld dat eiser door zijn jegens de Bank ingenomen houding bij de Bank het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat hij de rechtsgeldigheid van de opzegging niet zou aanvechten. Mede in het licht van de overige door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden, geeft dit oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Met name behoefde het feit dat eiser heeft gesteld dat de Bank geen relevant nadeel heeft geleden door het tijdsverloop, het hof niet te weerhouden van zijn oordeel.
Partij(en)
Petrus Cajetanus Maria ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.